Kinkhoest

Laatste inhoudelijke update 2017

>> DE ZIEKTE


Kinkhoest was en is een ernstige aandoening. Het meest typische ervan zijn de enorme hoestbuien, lang en hevig, waarbij uiteindelijk een klein beetje slijm opgehoest wordt. Meestal sleept deze toestand wekenlang aan, waardoor de zieke erg uitgeput kan raken. De besmetting kan alleen gebeuren door nauw contact met iemand die reeds besmet is, door uitgehoeste druppeltjes speeksel. Pas 2 tot 8 dagen later breekt dan de ziekte echt uit. De microbe die de ziekte verwekt werd in 1906 ontdekt door twee Fransen: Bordet en Gengou.

>> EFFICIËNTIE


In de vorige eeuwen was de ziekte ernstiger dan nu: contact met de kiem leidde vaker tot de ziekte, en de aandoening verliep meestal ook heviger dan tegenwoordig. De mensen waren onvoldoende gevoed, waardoor hun afweer op een klein pitje stond. De medische hulp was zeer primitief: behalve aderlaten, purgeermiddelen en bloedzuigers was er niet veel hulp te verwachten. Geen wonder dus dat in zo een situatie de ziekte talloze doden opeiste. Geleidelijk aan verbeterde echter de toestand. "Dankzij de intussen ingevoerde vaccinaties" zeggen de voorstanders ervan. Deze uitleg is echter onjuist of op zijn minst onvoldoende. Het is immers bewezen dat, nog voor het vaccin in gebruik was, er reeds veel minder mensen stierven aan kinkhoest, en dat de aandoening zelf minder voorkwam.


Zonder twijfel heeft de geleidelijke verbetering van hygiëne en voeding een rol gespeeld in de afzwakking van de ziekte. Ook is het bekend dat een bevolking in haar geheel mettertijd een weerstand opbouwt tegen eender welke infectieziekte. ‘Groepsimmuniteit’ noemt men dat. Wanneer in een bevolkingsgroep genoeg mensen weerstandig zijn tegen de ziekte, kan die zich niet makkelijk meer verspreiden, waardoor ook de niet-weerstandige mensen beschermd worden. Iets dergelijks gebeurde met kinkhoest.


Feit is dat kinkhoest vandaag de dag een zeldzame ziekte geworden is die, mits de nodige medische verzorging, goed afloopt. De verwikkelingen waarvoor de zieke zich moet hoeden zijn: longontsteking, en eventueel uitdroging door het overgeven. Na het doormaken van de ziekte is men levenslang hiertegen beschermd. Het is tegen deze achtergrond dat we de huidige vaccinatiepolitiek tegen kinkhoest moeten bekijken. 


Het overgrote deel van de baby’s wordt tegen de ziekte ingespoten. Het vaccin zit in het prikje dat ze krijgen op 2, 3, 4 en 13 maanden, samen met difterie (kroep), tetanus (klem), polio, hepatitis B, Hib, pneumokokken en het orale rotavirusvaccin. Dit vaccin wordt dus op grote schaal gebruikt, ondanks het feit dat het niet wettelijk verplicht is. In zo een situatie mogen we wel veronderstellen dat dit vaccin:

  1. zeer veilig en
  2. zeer nuttig is, maar ...


Het nut van het vaccin


  1. De ziekte is vandaag de dag veel zeldzamer en veel milder dan vroeger, waardoor het argument om te vaccineren ook veel kleiner geworden is. Toch blijft kinkhoest, zoals gezegd, een ernstige kwaal. Goede medische verzorging blijft dus nodig. Antibiotica helpen niet om de ziekte te verkorten, maar worden vaak toch gegeven met de bedoeling de verspreiding ervan tegen te gaan.
  2. Bovendien blijkt dat kinkhoest in vlagen terugkomt, om de 3 tot 4 jaar, zelfs al is een groot deel van de bevolking gevaccineerd.
  3. Al bij al is het een illusie te geloven dat vaccinatie altijd de ziekte zal voorkomen. In een Duits ziekenhuis bijvoorbeeld merkte dokter Hayek dat van de patiënten die wegens kinkhoest onderzocht werden er 60,6 % gevaccineerd waren. Uit de jaarcijfers van de DDR bleek dat daar in 1977, ondanks het vaccineren van 95 % van de bevolking, kinkhoest met 250 % toegenomen was. Het gebeurt dus ongetwijfeld dat gevaccineerde personen toch nog kinkhoest krijgen.   Bovendien zien we steeds vaker gevallen van kinkhoest die door een andere bacterie worden uitgelokt: de Bordetella parapartussis. Tegen deze bacterie helpt kinkhoestvaccinatie niet.


De veiligheid van het vaccin


Hierbij moeten we onderscheid maken tussen het vroegere ‘whole cell’ vaccin, waarin de hele bacterie verwerkt zat, en het huidige ‘acellulaire’ vaccin dat slechts delen ervan bevat.


1. Het whole cell vaccin (wP)


Was de efficiëntie van het vaccin al niet zo denderend, de veiligheid was beneden alle peil. Het kinkhoestvaccin gaf talrijke nevenwerkingen.

Op de plaats van inspuiting kon er een harde, rode, hete zwelling ontstaan. 

De baby kon hoge koorts krijgen, welke koortsstuipen kan uitlokten.

De darmen raakten soms ontsteld, met als gevolg overgeven, diarree (soms met slijm en bloed), en overdreven winderigheid.

Sommige kinderen werden abnormaal slaperig, anderen deden geen oog meer dicht.

Sommige huilden onophoudelijk, op een opvallende, hoge toon.

Zelfs shock, plotse dood en wiegendood konden door het vaccin uitgelokt worden.

De meest gevreesde nevenwerking was echter de ontsteking van de hersenen, met verlammingen en epilepsie (vallende ziekte) tot gevolg.


Het is vooral deze evolutie die verschillende experten, waaronder de Zweedse

professor Ström, heeft doen verklaren dat de remedie (het vaccineren) meer slachtoffers maakte dan de ziekte, en dus uit den boze was. Bijgevolg zou men er goed aan doen ze af te schaffen.

Zonder vaccinaties zou wel het aantal gevallen van kinkhoest terug de hoogte ingaan, maar daar tegenover stond dat veel kinderen, die nu kreupel door het leven moeten met epilepsie of verlammingen ten gevolge van de vaccinatie, gezonde burgers zouden geworden zijn.


H. Coulter heeft de situatie in de USA anno 1985, met 95% gevaccineerden, vergeleken met een situatie zoals in Engeland, waar de vaccinatie vrij is, maar toch nog 33% van de mensen zich laat inenten.

In die situatie krijgen nog zowat 34.000 mensen per jaar kinkhoest; als slechts 33% zich laat vaccineren zouden er dat volgens Coulter wellicht 162.000 worden. Het aantal doden ten gevolge van de ziekte zou dan navenant ook stijgen van 10 naar 47 per jaar: de slachtoffers met hersenschade op lange termijn van 3 naar 13 per jaar. Daar tegenover staat echter dat het aantal onmiddellijke reacties op de vaccinaties zou dalen van 35.000 naar 11.666. Het aantal dodelijke slachtoffers van vaccinatie zou dalen van 943 tot 314, en slachtoffers met gevolgen op lange termijn van 11.666 naar 3.888. Deze vergelijking leert ons dat er, wanneer slechts een derde van de bevolking zou gevaccineerd worden, er in de Verenigde Staten heel wat minder slachtoffers zouden zijn, namelijk per jaar 592 minder doden, en 7.768 minder gevallen van langdurige hersenschade. Het argument dat vaccineren nog altijd veel veiliger is dan het doormaken van de ziekte gaat voor kinkhoest dus allerminst op.


Naast de spectaculaire gevolgen, zoals hersenaantasting, leidde het vaccin trouwens ook vaak tot minder spectaculaire verwikkelingen, zoals aanslepende neus-keel-oorontstekingen, ademhalingsproblemen, leerproblemen, karakterstoornissen, allergieën en bloedziekten.


Een andere dooddoener was dat de verwikkelingen van vaccinaties zo zeldzaam waren, dat ze verwaarloosbaar waren. De bovenstaande vergelijking bewijst reeds het tegendeel. Enkele bijkomende cijfers uit de USA zullen dit standpunt nog versterken. Een dodelijke afloop kwam voor in 1/3.500 vaccinaties of 943 per jaar (na de ziekte lopen de cijfers uiteen van 1/1.000 tot 1/5.000). Meer dan 18.800 kinderen per jaar vertoonden acute reacties. 


Zowel shock als convulsies (stuipen) kwamen voor in één geval op 778, of zowat 4.250 gevallen per jaar elk. 

Eén kind op 318 begon heel schril en doordringend te krijsen na vaccinatie. Dit heet in medische termen de ‘cri encephalique’, en is een uiting van hersenprikkeling. 10.370 kinderen per jaar maakten dit in de VS mee na vaccinatie.


Wiegendood treft ieder jaar meer gezinnen. Merkwaardig genoeg valt de leeftijd waarop baby’s getroffen worden samen met de leeftijd waarop meestal de vaccinaties gegeven worden. Er zijn opvallend veel gevallen binnen de eerste uren of dagen na het DTP-spuitje. Dit bewijst op zich nog niets. Toch komen verschillende onderzoekers los van mekaar tot dezelfde cijfers: wellicht is in zowat 12 à 13% wiegendood een gevolg van kinkhoestvaccinatie.


Het beperken van menselijk leed is uiteraard de voornaamste maatstaf voor de keuze die men moet maken voor of tegen vaccinatie. Toch zijn de financiële consequenties voor de samenleving ook niet onaanzienlijk. De opvang van patiënten met hersenbeschadiging kost de gemeenschap handenvol geld. Ze moeten intensief medisch verzorgd worden, voortdurend begeleid, en hebben speciale scholing nodig. 


Volgens H. Coulter kost dit de regering van de USA één tot drie miljard dollar per jaar! De Duitse pediater Buchwald rekende uit dat de Westduitse regering tussen 1970 en 1980 4,9 miljard DM uitgaf aan schadevergoedingen, en dit ondanks de strenge criteria die men hanteert voor erkenning. Het ware dus goed dat vadertje staat zich bewust werd van de budgettaire consequenties van de door hem gevoerde vaccinatiepolitiek.


2. Het acellulaire vaccin (aP)


Het acellulaire vaccin gebruikt enkel een aantal delen van de oppervlakte van de bacterie. Daardoor zou het vaccin veiliger moeten zijn dan het vroegere. Blijkbaar zijn er inderdaad minder lokale nevenwerkingen, maar het risico op ernstige reacties, namelijk die van het centrale zenuwstelsel, blijft bestaan. Beweringen als zou dit vaccin geen nevenwerkingen meer hebben zijn dus absoluut onjuist.


Vandaag is het vaccin uitsluitend in combinatie met andere vaccins verkrijgbaar. Dit maakt het onmogelijk om uit de bijsluiter die nevenwerkingen te isoleren die uitsluitend aan het acellulaire kinkhoestvaccin toe te schrijven zijn. 


Toch zijn uit studies van het acellulaire vaccin apart volgende nevenwerking te noteren:

  • verhoogde frequentie van slaperigheid en prikkelbaarheid (USA, 1992);
  • allergische reacties, waaronder netelkoorts; 
  • cri encephalique (cfr. hoger); hypotonie, niet aanspreekbaar; 
  • hersenontsteking met vermoeidheid en weigering om nog te eten; 
  • overlijdens tussen 2 weken en 5 maanden na inenting;
  • meningitis 9 dagen na inenting, gevolgd door overlijden 5 dagen later. Diagnose: hersenschade.
  • plots schreeuwen 10 weken na de tweede dosis, epilepsie, overlijden.


De gebruikte combinaties bevatten bovendien additieven die op zich reeds toxisch zijn:

  • Boostrix (GSK) bevat formaldehyde en 2-fenoxyethanol;
  • Infanrix IPV (GSK) bevat aluminiumhydroxide en 2-fenoxyethanol.


Vaccinatie van zwangeren


De laatste jaren wordt zwaar aangedrongen bij zwangeren om zich te laten vaccineren tegen kinkhoest. De logica hierachter is dat we baby’s jonger dan zes maanden niet tegen de ziekte kunnen beschermen door middel van vaccinatie. Kleine baby’s zijn inderdaad kwetsbaar, maar is de remedie niet erger dan de kwaal? Het toedienen van een vaccin aan de moeder kan immers , onder meer door de toxische stoffen die het bevat, ook nadelige gevolgen hebben voor de gezondheid van moeder én foetus.


Cocoonvaccinatie


In dezelfde lijn wordt sterk aangedrongen de naaste omgeving van de aanstaande of verse baby te vaccineren tegen kinkhoest. Het idee is: wanneer je ingeënt bent kan je de baby niet besmetten met de ziekte, dus bescherm je hem. Dit is echter totaal onjuist. Ook gevaccineerde personen kunnen besmet worden met kinkhoest en de ziekte verspreiden, zelfs als ze die niet zelf doormaken. De ziektekiem kan immers altijd de slijmvliezen van de luchtwegen besmetten, zowel bij gevaccineerden als bij niet-gevaccineerden. Deze zogeheten 'cocoonvaccinatie' is dus een maat voor niets. Het zou al te jammer zijn daarvoor spanningen te riskeren tussen ouders en grootouders of andere familieleden die zich niet laten inenten.

Wil je meer weten over kinkhoest? Bekijk dan zeker deze presentatie:

Lees ook de uitgebreide versie met meer wetenschappelijke achtergrond: klik hier.

Lees tot slot ons extra artikel van 28 maart 2024: 'Heropflakkering van kinkhoest in westerse landen: reden tot paniek?'

BESLUIT


Het is essentieel dat artsen en ouders zich meer bewust worden van de bestaande tegenindicaties: dit zijn bepaalde medische redenen om niet (opnieuw) te vaccineren. Een ziek kind bijvoorbeeld mag nooit gevaccineerd worden. Hevige reacties op een vorige spuit, zoals hoge koorts, stuipen, shock, hersenprikkeling (schril schreien), overdreven slaperigheid, zijn redenen om niet te herhalen. Allergie of zenuwaandoeningen in het verleden zijn ook sterke argumenten. Zelfs wanneer een van deze aandoeningen bekend is bij de ouders, broer of zus, zijn er goede redenen om erg voorzichtig te zijn. In ieder geval moeten de ouders in de uren en dagen na vaccinatie het kind in de gaten houden, en opvallende zaken dadelijk melden bij de arts die het vaccin toegediend heeft.

Bekijk gegevens
- +
Uitverkocht